In ons dorp is een fijne Coop supermarkt. En hoewel ik daar lang niet al mijn boodschappen haal, kom ik er vaak met veel plezier. Om af te rekenen zijn er twee opties: de zelfscanner of één van de twee “ouderwetse” kassa’s.
Vandaag is het rustig in de winkel en wanneer ik bij de kassa kom is er niemand vóór mij. Ik kies dus voor de gezellige caissière. Ze is altijd vriendelijk én minstens net zo snel als de zelfscan kassa. Daarnaast loop ik bij haar niet het risico dat er een steek-proef-controle-melding komt. Alle begrip daarvoor, maar als dat gebeurt, dan ben ik toch direct weer veel minder snel dan ik eigenlijk zou willen zijn.
Kortom: ik sta bij de caissière en terwijl ik mijn spulletjes zo snel mogelijk in de tassen probeer te doen (waarom moet dat eigenlijk altijd zo snel mogelijk van mezelf?) vallen de twee potten volle kwark (in mijn ogen is er overigens niets fouter dan al die rare halfvolle producten of zelfs 0% vet. Maar blijkbaar ben ik net zo ouderwets als de kassa want ik moet helaas steeds vaker zoeken naar echte volvette zuivel, de tijden zijn toch echt aan het veranderen, maar dit geheel terzijde) die ik op elkaar probeer te stapelen allebei om. ‘Wel even netjes blijven staan hè!’ Zeg ik tegen de potten, alsof dat enig nut zou kunnen hebben. De caissière reageert met humor en zegt: ‘ja soms moet je ze gewoon even streng toespreken!’Haar uitspraak doet mij onmiddellijk denken aan wat ik gisteren heb gezien: hoe een man zijn beide honden super strak onder commando had, en wel op een hele rustige relaxte manier. Ik vertel haar over de man en hoe hij, op een hele zachte toon zijn honden tot de orde riep. Of nee, eigenlijk dus juist niet riep, maar gewoon toe sprak. En hoe ik daar van onder de indruk was. Ze vraagt me of ik die man ook niet eens bij haar gezin kan langs sturen. Zij hebben namelijk een Engelse Buldog die niet echt lekker luistert. Of zeg maar gerust echt niet. Wanneer ze met hem wandelen en hij ziet in de verte een bekende aankomen, dan gaat hij zitten wachten tot de bekende voorbij is. Het liefst krijgt de eigenwijze zittende hond dan natuurlijk ook een beetje aandacht, maar ook zonder aandacht wandelt hij pas ná het passeren van de bekende gedwee weer mee. Tot die tijd is hij op geen enkele manier van zijn plek te krijgen.
‘En ik word daar zo moe van’ zegt de caissière, ’echt altijd hè, dus ook wanneer ik eigenlijk helemaal geen tijd om de hond uit te laten’.
Ik opper:‘Maar misschien probeert hij je wel een andere beleving van tijd te geven.’
Ze is even stil en zegt dan: ‘Ja, dat is een mooi perspectief: zo kan ik er natuurlijk ook naar gaan kijken.’ We wensen elkaar een mooie dag en ik wandel met een dikke glimlach op mijn gezicht naar buiten. Helaas is die glimlach geen lang leven beschoren. Want zodra ik in mijn autootje stap staat mijn hoofd direct weer aan: we gaan dadelijk weg en er moet nog van alles. De afwas, niet vergeten de koelkast uit te ruimen, en waar is de oplader, de laatste spullen in de camper, ah …. daar is de eerste opvlieger van vandaag …… heb jij de wandelschoenen al ingepakt, is de vuilnis uit de bak ……en de tweede opvlieger….. en zo gaat het een tijd door. Dan vraag ik me af: Heb ik dan echt ook een Engelse Buldog nodig of zou het mij mogelijkerwijs ook zonder eigenwijze hond lukken om mijn tijd anders te beleven.
Ik neem me voor om het de komende week gewoon weer eens te proberen.